De oorsprong van vakantiegeld
Begin twintigste eeuw ontvingen arbeiders voor het eerst ‘vakantiegeld’ in de vorm van betaald verlof. Ze kregen vrij en werden toch doorbetaald. Dat was toen al heel wat. Alleen: velen hadden nog steeds geen geld om daadwerkelijk op vakantie te gaan. In de jaren ’60 kregen ze daarom ook een financieel extraatje naast het normale loon, zodat ze een reis konden betalen. Het geld werd in een keer vlak voor de zomer uitgekeerd. Zo was de kans groter dat werknemers het echt aan een vakantie zouden uitgeven en daarna uitgerust weer aan de slag konden.
Ongeveer een maandsalaris
Bij de meeste mensen wordt nog altijd het vakantiegeld in mei of juni in één keer uitgekeerd. De hoogte van het bedrag komt neer op ongeveer 8% van het bruto jaarsalaris, bijna een maandsalaris dus. Je houdt er alleen niet evenveel aan over, omdat op het vakantiegeld geen heffingskortingen van toepassing zijn. In sommige cao’s is afgesproken dat het vakantiegeld elke maand wordt verrekend. Het maandsalaris wordt daardoor iets hoger, maar in mei of juni komt er geen bonus.
Nog altijd komt voor de meeste Nederlanders het vakantiegeld zeer gelegen. Volgens het Nibud zou maar 10% van de werknemers de jaarlijkse uitkering willen inruilen voor een maandelijkse verrekening. Blijkbaar vinden we het toch wel fijn, om eens per jaar dat extraatje te ontvangen. Zelf sparen is al moeilijk genoeg! Welk spaartype ben je? Doe de test!
Waar geven we het aan uit?
Vorig jaar gaf ongeveer 40% van de Nederlanders hun vakantiegeld ook echt uit aan een vakantie. En 20% kocht er iets anders leuks van. De rest zette het geld op een spaarrekening of gebruikte het om schulden af te lossen. Jongeren kiezen relatief vaker om hun vakantiegeld te sparen dan ouderen. Dat komt omdat ze meestal een lagere buffer hebben en steeds vaker eigen geld moeten inbrengen als ze bijvoorbeeld een eigen huis willen kopen.