Wettelijke wijzigingen per 1 januari 2014
Wat zijn de effecten van de wijziging voor tijdelijke oudedagslijfrente?
Als je je opgebouwde lijfrentekapitaal gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente, moet je per 1 januari 2014 rekening houden met de periode waarin het kapitaal is opgebouwd. Dit bepaalt namelijk wanneer de tijdelijke oudedagslijfrente moet ingaan.
Lijfrentekapitaal opgebouwd voor 1 januari 2014
Bij lijfrentekapitaal dat is opgebouwd tot en met 31 december 2013 en wordt gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente, geldt dat de tijdelijke oudedagslijfrente:
- Niet eerder mag ingaan dan het jaar waarin je 65 wordt, maar;
- Uiterlijk moet ingaan in het jaar waarin je de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar bereikt.
Leg je vanaf 1 januari 2014 niet meer in op de rekening, dan gelden bovenstaande regels voor het hele lijfrentebedrag, inclusief de rente die vanaf 1 januari 2014 wordt bijgeschreven.
Lijfrentekapitaal opgebouwd vanaf 1 januari 2014
Bij lijfrentekapitaal dat is opgebouwd vanaf 1 januari 2014 en wordt gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente, geldt dat de tijdelijke oudedagslijfrente:
Niet eerder mag ingaan dan het jaar waarin je de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, maar;
Uiterlijk moet ingaan in het jaar waarin je de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar bereikt.
Leg je voor én vanaf 1 januari 2014 in op de lijfrenterekening, dan gelden bovenstaande regels alleen voor de inleg en bijgeschreven rente vanaf 1 januari 2014.
Gebruik je het kapitaal voor een levenslange oudedagslijfrente?
Dan hoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen lijfrentekapitaal dat is opgebouwd vóór 1 januari 2014 of na 1 januari 2014. Je totale opgebouwde lijfrentekapitaal mag dan worden gebruikt voor een levenslange oudedagslijfrente. Bij de bancaire lijfrente heeft een levenslange oudedagslijfrente een minimale looptijd van 20 jaar. Daarbij geldt altijd de voorwaarde dat deze uiterlijk in het 5e jaar na je AOW-gerechtigde leeftijd moet ingaan.